Hoe werkt een EEG?
Hersenactiviteit wordt gemeten met elektroden. Dit zijn kleine metalen plaatjes die via een draadje zijn verbonden met een versterker. De elektroden worden met een pasta of lijm op het hoofd geplakt, los of in een soort badmuts. Daarnaast worden er ook nog elektroden bij de oren, ogen, borst, en op armen en benen geplakt om bewegingen van ogen en ledematen te meten. Op een computer worden de signalen verwerkt en opgeslagen. Vaak wordt er ook een video-opname gemaakt tijdens het EEG. Ook wordt de hartslag bijgehouden.
Tijdens het onderzoek ligt de patiënt stil op een zachte onderzoekstafel. Omdat elke activiteit van de patiënt een andere hersenactiviteit heeft, moet de persoon enkele activiteiten uitvoeren. De laborant vraagt zo nu en dan om ogen open of dicht te doen, de vuist te ballen of diep te zuchten. Er wordt in het donker geflitst met een stroboscoop. Soms is het de bedoeling dat iemand in slaap valt.
Bij elkaar duurt een onderzoek ongeveer 60 minuten. De patiënt kan daarna weer naar huis.
Waarom wordt het toegepast?
Een EEG wordt toegepast wanneer men iets wil weten over de hersenactiviteit. Het wordt veel gebruikt bij (het vermoeden van) epilepsie, bij beschadigingen in de hersenen als gevolg van beroerte of hersentumor en bij slaap-/waakstoornissen, zoals narcolepsie. Een EEG kan ook worden toegepast indien de patiënt niet bij bewustzijn is. Zo kan worden gekeken hoeveel activiteit er (nog) aanwezig is.
Een EEG wordt doorgaans uitgevoerd in ziekenhuizen op de afdeling klinische neurofysiologie. Iemand krijgt alleen een EEG op verwijzing van een behandelend specialist, meestal een neuroloog.
Uitslag
De resultaten worden bekeken door een neuroloog die zijn conclusies met de patiënt bespreekt in een vervolgafspraak.