Wat is gedragsverandering?
De balans in je persoonlijke kenmerken kan door een hersenaandoening verschuiven. De hersenen regelen ons gedrag en onze persoonlijkheid: het geheel van eigenschappen dat bepaalt wie je bent en hoe je je gedraagt. Als door een hersenaandoening schade ontstaat in de hersenen, kan er verandering optreden in je gedrag. Dit kan voor iedereen anders zijn: de een wordt ongeremd, de ander passief.
Bij gedragsverandering door een hersenaandoening heb je soms je eigen gedrag niet meer onder controle. Er ontbreekt een soort ‘spiegel’ op je eigen gedrag. Mensen met gedragsverandering zijn niet altijd in staat naar zichzelf te kijken (zelfreflectie). Zo kan je je eigen handelen niet goed overdenken en inschatten of je een situatie wel goed hebt aangepakt.
Omdat je minder gevoel hebt voor situaties en voor je eigen gedrag, sla je vaker de plank mis. Dan gaat het om:
- Problemen met redeneren: je hebt bijvoorbeeld moeite met kiezen.
- Slechte communicatie: je begrijpt makkelijk opmerkingen verkeerd, mist de kern van een verhaal of zet de dingen in een verkeerde volgorde.
- Kunnen leren: je leert niet goed van je fouten.
- Minder zelfinzicht: je gedrag is ongepast of onlogisch. Soms reageer je impulsief of soms juist zonder enthousiasme.
- Ongeremd: je kunt blijven hangen in gedrag, je kunt niet stoppen. Het is net of de rem eraf is.
- Begrip voor de ander: je voelt de sfeer niet goed aan, je weet niet goed welke houding je moet aannemen.
Ook voor jezelf is gedragsverandering een heftige gewaarwording, je herkent soms jezelf niet meer. Dit veranderde gedrag leidt vaak tot schaamte en ergernis bij je partner en je naasten.
Kaartje | Gedragsveranderingen
Kenmerken gedragsverandering
Gedragsverandering gaat om een duidelijk verschil in zoals je je nu gedraagt, vergeleken met hoe je was vóór de hersenaandoening. Bijvoorbeeld, als je altijd stil en rustig was, kan je nu plotseling fel en opstandig worden. Of als je altijd doordacht handelde, reageer je nu opeens chaotisch en ongeduldig. Of als je vroeger altijd het laatste woord wilde hebben, kan je nu meer gelaten zijn.
Wat zijn kenmerken van gedragsverandering? Het gaat dan om gedrag als:
- prikkelbaarheid
- sociaal onaangepast gedrag
- depressie
- apathie
- vervreemding
- geen rem meer hebben
- dwanglachen of dwanghuilen, oncontroleerbaar lachen of huilen
- bazig en dwingend gedrag en dwangmatigheid
- agressie
- veranderde seksualiteit.
Als naasten dit soort veranderingen in gedrag zien, denken ze eerst dat het komt door alle emoties rond de hersenaandoening van de patiënt. De gedachte is dat het wel weer goed zal komen.
Vaak heeft de omgeving geen goede uitleg gehad over de grote gevolgen van een hersenaandoening voor het dagelijks leven. En dat een hersenaandoening blijvende gevolgen kan hebben voor het gedrag van hun dierbare.
Impact van gedragsverandering
-
Iets begrijpen
Je hebt moeite situaties in te schatten en met het plannen van een activiteit. Je hebt ook moeite om te leren van je fouten. Daarnaast ben je vaak prikkelbaar en heb je moeite met het verwerken van informatie.
-
Jezelf verplaatsen
Je inschatting is snel verkeerd. Je hebt ook geen goede ‘spiegel’ op je eigen gedrag. Je kunt een gevaarlijke deelnemer aan het verkeer zijn geworden, hoe goed je vroeger ook kon autorijden.
-
Jezelf verzorgen
Je hebt moeite met dagelijkse activiteiten, en daar hoort jezelf verzorgen ook bij.
-
Omgaan met anderen
Juist in de omgang met anderen is een grote verandering merkbaar. Je gedrag kan onlogisch en onaangepast zijn. Je omgeving kan zich gaan ergeren en zich schamen voor je gedrag.
-
Dagelijkse activiteiten
Juist de dagelijkse activiteiten in werk of gezin kunnen sterk veranderen. Je hebt moeite met plannen en met prioriteiten. Je zult je dag anders moeten inrichten.
-
Meedoen aan de wereld
Je rol in de wereld wordt anders. Je bent minder aangepast, de manier waarop je meedoet is ook anders. Er is meer kans op wrijving, je hebt eerder kans dat je ergens de plank misslaat.
Je hebt moeite situaties in te schatten en met het plannen van een activiteit. Je hebt ook moeite om te leren van je fouten. Daarnaast ben je vaak prikkelbaar en heb je moeite met het verwerken van informatie.
Je inschatting is snel verkeerd. Je hebt ook geen goede ‘spiegel’ op je eigen gedrag. Je kunt een gevaarlijke deelnemer aan het verkeer zijn geworden, hoe goed je vroeger ook kon autorijden.
Je hebt moeite met dagelijkse activiteiten, en daar hoort jezelf verzorgen ook bij.
Juist in de omgang met anderen is een grote verandering merkbaar. Je gedrag kan onlogisch en onaangepast zijn. Je omgeving kan zich gaan ergeren en zich schamen voor je gedrag.
Juist de dagelijkse activiteiten in werk of gezin kunnen sterk veranderen. Je hebt moeite met plannen en met prioriteiten. Je zult je dag anders moeten inrichten.
Je rol in de wereld wordt anders. Je bent minder aangepast, de manier waarop je meedoet is ook anders. Er is meer kans op wrijving, je hebt eerder kans dat je ergens de plank misslaat.
Oorzaak in de hersenen
Dirigent is de weg kwijt
Je hersenen werken als een soort dirigent van een orkest. Vooral bij nieuwe situaties moeten je hersenen vaak van taak veranderen: Wat is er nodig? Wat kan ik het beste doen? Waarmee moet ik rekening houden? In bestaande situaties werken je hersenen juist vaak ‘op de automatische piloot’.
Bij gedragsverandering door hersenaandoening is de automatische piloot er niet meer. Ook is de dirigent die normaal helpt bij nieuwe situaties de weg kwijt. Patiënten hebben met andere woorden een probleem met hun regelfuncties (dysexecutief syndroom).
Je slaat de plank snel mis
Je hebt moeite om te plannen, te organiseren of dingen te doen. Je vindt het moeilijk bij je plan te blijven. Je kunt situaties waarin je je bevindt niet goed beoordelen, je schat je zwakke eigenschappen niet goed in en overziet de mogelijkheden of beperkingen van een situatie niet goed.
Omdat je inschatting niet klopt, kun je ook de consequenties niet goed overzien. Als de situatie verandert, heeft jouw dirigent het moeilijk. Je raakt het overzicht kwijt. Je emoties en gedachten blijven rondcirkelen.
Aandoeningen die leiden tot gedragsverandering
Hersenaandoeningen die vaak leiden tot veranderd gedrag zijn:
- Beroerte
- Traumatisch hersenletsel
- Hersentumor
- Ziekte van Alzheimer
- Ziekte van Parkinson
Tips voor mensen met gedragsverandering
- Vraag om hulp: als je moeite hebt met het herkennen van emoties, kun je je naasten vragen om hun gevoelens uit te spreken. Zo oefen je met het herkennen van emoties en kun je er beter zijn voor anderen.
- Praat met je naasten: je emoties kunnen anderen verrassen. Praat met je partner en naasten over je problemen met emoties. Hoe beter ze het begrijpen, hoe beter ze je kunnen helpen.
- Zoek afleiding: als je merkt dat je weinig controle hebt over je emoties, kan het helpen om meer aandacht aan je ademhaling te geven of de houding van je lichaam te veranderen. Iets anders gaan doen of jezelf afleiden kan ook helpen. Denk bijvoorbeeld aan iets vrolijks als je moet huilen. Als je merkt dat je boos wordt of iets irritant vindt, loop dan even de kamer uit.
- Neem genoeg rust: moeheid en spanning maken de klachten vaak erger.
Tips voor naasten
- Kijk naar wat er wél goed gaat: door vooral aandacht te hebben voor de dingen die goed gaan bouw je samen vertrouwen op.
- Bied steun, laat zien dat je het begrijpt en wees flexibel.
- Zoek contact met lotgenoten.
- Stimuleer je naaste om hulp te zoeken, schakel op tijd professionele hulp voor iemand in.
- Ga bijvoorbeeld regelmatig samen sporten, kies een sport die je allebei leuk vindt en trek de ander daarmee over de drempel.
- Help iemand herinneren zijn medicijnen te gebruiken.
- Help iemand herinneren wanneer zijn therapie is.
- Vraag om hulp: je hoeft niet alle zorg voor je naaste zelf te doen en regelen. Vraag vrienden en familie om mee te helpen.
Behandelen van gedragsverandering
Gedragsveranderingen zijn vaak het blijvende resultaat van een hersenaandoening. Ze zijn dus ook niet te behandelen.
In veel gevallen komt het neer op aanpassen aan de nieuwe persoon: dat is voor de partner en omgeving vaak moeilijker dan voor de patiënt zelf.
Juist het veranderd gedrag is voor partners een gevolg dat het moeilijkst is om mee te leren leven, en niet gevolgen als vermoeidheid of traagheid.