Wat zijn problemen met trager denken?
In het dagelijks leven gebruiken we de hele tijd informatie. Waar we lopen, wat we horen en zien: je hersenen gebruiken die informatie zodat je begrijpt waar je bent, wat er gebeurt en wat je moet doen.
Mensen met een hersenaandoening kunnen informatie vaak niet zo snel gebruiken. Ze reageren te traag, want de wereld gaat voor hen te snel. Ze komen telkens tijd te kort. Gewone dagelijkse dingen zoals koken of winkelen worden een probleem. Werken of studeren lukt niet goed meer. Het betekent overigens niet dat mensen die informatie langzamer gebruiken dommer zijn. Ze hebben alleen meer tijd nodig.
Het trager kunnen gebruiken van informatie leidt ook tot andere problemen. Het veroorzaakt problemen met aandacht, problemen met plannen en problemen met vermoeidheid. Dit heeft vaak ook te maken met overprikkeling.
Kenmerken problemen met trager denken
Als je problemen hebt met trager denken dan merk je dat vooral aan je reactietijd. Je reageert later op iets wat je hoort of ziet dan je gewend bent, of dan mensen van je gewend zijn. Je geeft in een gesprek bijvoorbeeld later antwoord op de vraag.
Andere problemen die je kunt hebben:
- je hebt moeite om iets te volgen, je wordt sneller moe in drukke situaties
- je kunt niet meer dan één ding tegelijk doen, bijvoorbeeld lopen en tegelijkertijd praten
- informatie is je al snel teveel, je hebt meer tijd nodig om beslissingen te nemen,
- je begrijpt iets niet meer zo snel, het verschil tussen hoofdzaken en bijzaken is moeilijk
- je hebt moeite te denken als er tegelijkertijd achtergrond geluiden zijn
- je hebt moeite om iets te volgen, je wordt sneller moe in drukke situaties
- je kunt niet meer dan één ding tegelijk doen, bijvoorbeeld lopen en tegelijkertijd praten
- informatie is je al snel teveel, je hebt meer tijd nodig om beslissingen te nemen,
- je begrijpt iets niet meer zo snel, het verschil tussen hoofdzaken en bijzaken is moeilijk
- je hebt moeite te denken als er tegelijkertijd achtergrond geluiden zijn
Impact van problemen met trager denken
-
Iets begrijpen
Je hebt meer tijd nodig om iets te begrijpen, maar er is niets veranderd aan hoe slim je bent.
-
Jezelf verplaatsen
Snelheid van reageren is natuurlijk erg belangrijk in het verkeer. Tijdens een gewone autorit of fietstocht moet je immers kunnen reageren op wat je ziet of hoort. Bijvoorbeeld op tijd stoppen voor een rood stoplicht. Problemen met trager denken maken het moeilijk om mee te doen in het verkeer.
-
Jezelf verzorgen
Problemen met trager denken hoeven je niet in de weg te zitten als je jezelf verzorgt. Behalve in de situatie waar je iets bedient: een kraan onder de douche waar je koud en heet water moet mengen bijvoorbeeld.
-
Omgaan met anderen
In het contact met anderen is goed reageren vaak belangrijk. Als je langzaam reageert kunt je minder makkelijk een gesprek voeren met iemand. Anderen kunnen moeite hebben om te begrijpen waarom je niet of laat reageert. Misschien nemen ze je daardoor zelfs minder serieus.
Vaak heb je niet alleen last van traag reageren, maar ook van andere problemen, zoals overprikkeling of problemen met aandacht. Omstandigheden met veel achtergrondgeluid zoals op een verjaardagsfeestje zijn vaak lastig. Als je zoiets moeilijk vindt maak je zo’n afspraak bijvoorbeeld toch maar niet, of zeg je een feestje toch maar af. Het omgaan met anderen kan daarom moeilijk voor je zijn.
-
Dagelijkse activiteiten
Als je informatie te traag gebruikt kan dat lastig zijn bij werk, studie of andere activiteiten. Je krijgt niet alles meer voor elkaar zoals vroeger. Dat merk jij en je omgeving kan het ook merken. Je hebt meer tijd nodig. Dat kan het lastig maken om te werken, of naar school te gaan.
-
Meedoen aan de wereld
Aandacht voor het nieuws, luisteren naar de radio of tv kijken kan moeilijker voor je zijn. Soms kun je geen televisie meer begrijpen met ondertiteling. Het gebruiken van informatie kost je veel meer moeite.
Als informatie gebruiken en op tijd reageren moeilijk is kan je dat beperken bij het meedoen aan de wereld.
Je hebt meer tijd nodig om iets te begrijpen, maar er is niets veranderd aan hoe slim je bent.
Snelheid van reageren is natuurlijk erg belangrijk in het verkeer. Tijdens een gewone autorit of fietstocht moet je immers kunnen reageren op wat je ziet of hoort. Bijvoorbeeld op tijd stoppen voor een rood stoplicht. Problemen met trager denken maken het moeilijk om mee te doen in het verkeer.
Problemen met trager denken hoeven je niet in de weg te zitten als je jezelf verzorgt. Behalve in de situatie waar je iets bedient: een kraan onder de douche waar je koud en heet water moet mengen bijvoorbeeld.
In het contact met anderen is goed reageren vaak belangrijk. Als je langzaam reageert kunt je minder makkelijk een gesprek voeren met iemand. Anderen kunnen moeite hebben om te begrijpen waarom je niet of laat reageert. Misschien nemen ze je daardoor zelfs minder serieus.
Vaak heb je niet alleen last van traag reageren, maar ook van andere problemen, zoals overprikkeling of problemen met aandacht. Omstandigheden met veel achtergrondgeluid zoals op een verjaardagsfeestje zijn vaak lastig. Als je zoiets moeilijk vindt maak je zo’n afspraak bijvoorbeeld toch maar niet, of zeg je een feestje toch maar af. Het omgaan met anderen kan daarom moeilijk voor je zijn.
Als je informatie te traag gebruikt kan dat lastig zijn bij werk, studie of andere activiteiten. Je krijgt niet alles meer voor elkaar zoals vroeger. Dat merk jij en je omgeving kan het ook merken. Je hebt meer tijd nodig. Dat kan het lastig maken om te werken, of naar school te gaan.
Aandacht voor het nieuws, luisteren naar de radio of tv kijken kan moeilijker voor je zijn. Soms kun je geen televisie meer begrijpen met ondertiteling. Het gebruiken van informatie kost je veel meer moeite.
Als informatie gebruiken en op tijd reageren moeilijk is kan je dat beperken bij het meedoen aan de wereld.
Oorzaak in de hersenen
De oorzaken van trager denken kunnen lichamelijk of mentaal zijn.
Lichamelijke factoren hebben te maken met de witte stof (zenuwbanen) en grijze stof (zenuwkernen) binnen onze hersenen. Tegelijkertijd is niet precies aan te wijzen waar in je hersenen problemen met trager denken ontstaan.
Mentale factoren kunnen zijn pijn, depressie, vermoeidheid, medicatie, slaapproblemen, stress. Ook je geslacht (man of vrouw), je leeftijd en opleidingsniveau kunnen een rol spelen.
Aandoeningen die leiden tot trager denken
Problemen met trager denken komen vaak voor als gevolg van ADHD en bij een autismespectrumstoornis. Maar ook door aandoeningen zoals dementie en schizofrenie.
Trager denken kan ontstaan door verschillende hersenaandoeningen. Bij sommige hersenaandoeningen zijn de problemen blijvend, bij andere kunnen ze ook weer over gaan.
- Na een beroerte, dan kunnen de problemen tijdelijk zijn.
- Door de ziekte van Parkinson.
- Mensen met MS, zij krijgen deze klachten al vrij snel.
- Mensen met dementie. Zij hebben naast de problemen met aandacht vooral ook moeite met aanwijzingen krijgen, kunnen een opdracht of activiteit niet afmaken, zinnen niet afmaken of de draad van het gesprek kwijtraken. Ze kunnen middenin een gesprek weglopen. Aan de andere kant kunnen ze een heel sterke aandacht krijgen voor één idee of gebeurtenis (‘fixatie’), afwezig zijn en lange tijd in het luchtledige kijken.
- Mensen met een depressie of bipolaire stoornis.
Tips voor mensen met als probleem trager denken
- Neem je tijd. Je hebt gewoon meer tijd nodig: gebruik die tijd ook. Voldoende tijd zorgt ervoor dat je iets ook echt kunt afwerken. Dat geeft een goed gevoel.
- Realiseer je dat je misschien wat meer tijd nodig hebt om dingen te doen. Plan daarom wat extra tijd in voor je activiteiten.
- Neem op tijd pauze. Het verwerken van informatie kost je extra veel energie. Het is goed om tussendoor rust te nemen.
- Geef je grenzen aan. Vertel anderen wanneer een gesprek te snel gaat.
- Werk één voor één. Teveel informatie en opdrachten zorgt voor verwarring en stress. Ze maken je problemen groter.
Tips voor naasten van mensen met als probleem trager denken
- Plan samen voldoende tijd voor dingen, zodat er genoeg tijd is om de dingen te doen op de manier die werkt.
- Leg de dingen op een makkelijke, heldere manier uit. Geef je naaste de tijd om te reageren. Wacht even met verder praten.
- Stimuleer je naaste om op tijd te pauzeren. Het verwerken van informatie kost extra energie, daarom heeft je naaste tussendoor rust nodig.
- Leg het ook uit aan mensen in omgeving, zodat er minder irritatie kan ontstaan.
- Benadruk wat er goed gaat, hoe klein het succes ook is. Zo ontstaat er meer vertrouwen.
- Bedenk dat het geen onwil is als er eens iets mis gaat.
Behandelen van trager denken
In het begin, bijvoorbeeld bij een beroerte of hersenschade na een ongeluk, heb je vaak contact met de neuroloog. Deze test bijvoorbeeld je reflexen.
Daarna kan een revalidatie-arts of assistent aan je bed komen om het tempo van je denken te testen en om de keuze te maken van de verdere behandeling.
Mocht je juist vanuit huis problemen krijgen kan je via de huisarts doorverwezen worden naar een revalidatiecentrum, fysiotherapeut of ergotherapeut.
Twee methoden
Voor het behandelen van problemen met het gebruiken van informatie zijn er twee trainingsmethoden.
- Het trainen van functies, zoals met aandacht lezen. Door te oefenen en herhalen probeer je de functie die verstoord is te verbeteren.
- Het trainen met hulpmiddelen en trucjes. Een specialist, bijvoorbeeld een neuropsychologe, helpt je om de problemen met informatie gebruiken te omzeilen met hulpmiddelen, zodat ze minder impact hebben op je dagelijks leven.
Daarnaast word je meestal ook geholpen met het accepteren van de dingen die je écht niet meer kunt. Problemen met mentale functies zoals trager denken laten vaak pijnlijk zien dat je iets niet meer kunt. Dat is moeilijk te accepteren, daarom is het goed daarover te praten.
Verder staat bij een behandeling ook de uitdaging centraal. Als je bepaalde mentale functies niet meer gebruikt, worden die functies minder. Het gaat er dus om oefeningen te vinden die wél uitdagend voor je zijn, maar niet onmogelijk.
Deze tekst over trager denken is gemaakt in samenwerking met:
- dr. Tanja Nijboer, neuropsycholoog, Universiteit Utrecht en Kenniscentrum Revalidatiegeneeskunde Utrecht