Betere zorg voor kinderen en jongvolwassenen met NAH
12 februari, 2024
Maandag 28 februari 2022
Wie zijn hersenen blijft stimuleren, krijgt later waarschijnlijk minder snel geheugenproblemen. ‘Dus leer, wees creatief, maak muziek of ga reizen’, zegt prof. Helmut Kessels van de Universiteit van Amsterdam. Hij onderzoekt hoe mentale activiteit de hersenen kan beschermen tegen de ziekte van Alzheimer.
Kessels’ werkplek is op het Amsterdam Science Park, een bruisend wetenschapscentrum met veel studenten en onderzoekers. Het is een passende plek om zijn onderzoek toe te lichten. Zijn boodschap: daag je hersenen je leven lang uit en blijf actief, want dat zou weleens de ziekte van Alzheimer kunnen uitstellen. Mensen die in hun leven mentaal actief zijn geweest houden over het algemeen langer een gezond geheugen. Deze mensen bouwen een soort reserve op, de zogeheten cognitieve reserve, die hen beschermt tegen achteruitgang van het geheugen. ‘We weten nog niet wat die cognitieve reserve precies is’, zegt Kessels. ‘Maar er zijn wel aanwijzingen dat het bestaat. Het is ook nog niet bekend vanaf welke leeftijd of levensfase cognitieve reserve wordt opgebouwd. Waarschijnlijk gebeurt dat in zowel de vroege levensfase als op latere leeftijd.’
De aanwijzingen voor cognitieve reserve komen onder andere uit de zogeheten nonnenstudie. Dat is een sinds 1986 nog lopend onderzoek bij een groep nonnen in de Verenigde Staten. Nonnen vormen een goede groep om te onderzoeken, omdat hun manier van leven onderling niet veel verschilt. Ze hebben een vast dagritme, ze bidden en eten gezamenlijk en doen eenvoudig werk. De onderzoekers bestuderen het verband tussen mentale activiteit van de nonnen tijdens hun leven en tekenen van dementie in hun hersenen. Dat laatste wordt na hun overlijden onderzocht in hun hersenen.
Het is gebleken dat sommige nonnen weliswaar veel aan alzheimer kenmerkende eiwitophopingen hadden in de hersenen, en toch weinig last hadden van geheugenklachten. Juist deze nonnen waren gedurende hun leven mentaal actief geweest, bijvoorbeeld door een nieuwe taal te leren of te blijven studeren. Eén van die nonnen was Sister Mary. Zij werd 101 jaar, en had tot aan haar dood een bovengemiddeld goed geheugen. Toen na haar overlijden haar hersenen werden onderzocht, bleken die toch behoorlijk aangetast. Ze zaten vol met eiwitophopingen die wezen op alzheimer. Desondanks functioneerde Sister Mary’s geheugen uitstekend tot het eind van haar leven.
Kessels wil ontdekken hoe cognitieve reserve er in de hersenen uitziet en hoe we het kunnen stimuleren. Met steun van de Hersenstichting bestudeert hij hoe het geheugen werkt en hoe problemen ontstaan, zoals bij de ziekte van Alzheimer. ‘We denken dat cognitieve reserve een samenspel is van eiwitten op de uiteinden van zenuwcellen in de hersenen’, zegt hij. ‘Bij die zenuwuiteinden, de synapsen, worden signalen overgedragen van de ene zenuw op de andere. Als we iets leren, worden synapsen sterker. Maar bij alzheimer gaan synapsen juist verloren. Dat komt doordat het ‘alzheimereiwit’, het bèta-amyloïd, zich ophoopt in de hersenen. Dat eiwit valt synapsen aan.’
Kessels onderzoekt eiwitten die de zenuwuiteinden mogelijk beschermen tegen de aanval van het alzheimereiwit. Specifiek bestudeert hij drie varianten van glutamaat-receptoren. Een daarvan is GluA1. ‘Die variant is belangrijk bij leerprocessen en bij het maken van herinneringen. Als je iets leert, worden synapsen sterker doordat zij GluA1 opnemen. Ons onderzoek toont aan dat een zenuwuiteinde daardoor ongevoeliger wordt voor het alzheimereiwit. We vermoeden dat dat bijdraagt aan cognitieve reserve: hoe meer je leert, hoe meer GluA1 in de zenuwuiteinden en hoe beter je beschermd bent tegen geheugenproblemen bij de ziekte van Alzheimer.’
Met welk gedrag bouw je cognitieve reserve op? Ook daar wil Kessels achter komen. Zeer waarschijnlijk gaat het om het continu prikkelen van de hersenen: blijf leren, wees nieuwsgierig en creatief, verdiep je in interessante onderwerpen, verken andere omgevingen, leer een taal of een instrument bespelen. Ook door sociale activiteiten te ondernemen of bijvoorbeeld nieuwe mensen te leren kennen bouwen we reserve op, vermoedt Kessels. ‘Onze hersenen zijn gericht op sociale contacten. Die geven emoties, en prikkelen onze hersenen.’
Hoewel er veel aanwijzingen zijn dat cognitieve reserve bestaat, is dus nog niet bekend wat het precies is. Het is belangrijk om daar onderzoek naar te blijven doen, benadrukt Kessels. ‘Niet alle oude mensen krijgen dementie of de ziekte van Alzheimer. Het is interessant om te onderzoeken waardoor die problemen bij de ene mens wel optreden en bij de andere niet. Als we erachter komen hoe cognitieve reserve werkt, kunnen we misschien manieren vinden om het te versterken of effectief te gebruiken. Bijvoorbeeld met gedragstherapie.’
Hersenactiviteit is dus goed en beschermt ons tegen de achteruitgang van ons geheugen. Kessels noemt de bekende uitspraak van hersenexpert professor Dick Swaab, die ook betrokken is bij zijn onderzoek. ‘Swaab zei lang geleden al: use it or lose it. Oftewel: blijf je hersenen gebruiken, anders gaan ze achteruit. Hersencellen die niet worden gebruikt, worden gevoeliger voor het alzheimereiwit. In het project met de Hersenstichting willen we nagaan of dit klopt. Dat zou aantonen hoe cognitieve reserve werkt.’
Tekst: Kees Vermeer
Fotografie: Ilco Kemmere
Hersenonderzoeker Helmut Kessels droomt ervan om het alzheimereiwit op tijd op te sporen. ‘Signalen van alzheimer kunnen vroeg optreden, soms wel tien tot twintig jaar voordat iemand de diagnose krijgt. Misschien moeten we eerder meten of het alzheimereiwit in de hersenen begint toe te nemen. Bijvoorbeeld bij mensen die vijftig zijn. Dan kunnen we nog proberen om de cognitieve reserve intact te houden.’